Tekstgrootte
Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen
We volgen de kinderen zo goed mogelijk door observaties en het bekijken van hun werk. Ook werken we met een leerlingvolgsysteem: aan de hand van toetsen van ondermeer het CITO worden de leerlingen in hun ontwikkeling gevolgd. Op deze wijze worden kinderen met bepaalde moeilijkheden tijdig gesignaleerd. Een groepsleerkracht kan niet altijd alleen alle achterstanden aanpakken. Extra hulp binnen of buiten de groep is soms noodzakelijk. Dit kan extra hulp zijn op het gebied van lezen, taal en rekenen, maar ook op het gebied van motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. Er wordt dan een handelingsplan opgesteld. Dit gebeurt altijd in overleg en met toestemming van de ouders. We doen er alles aan de leerling extra zorg te geven en zo goed mogelijk te begeleiden. Soms is daarvoor een onderzoek noodzakelijk om meer zicht te krijgen in de problemen.
De school heeft jaarlijks een beperkt budget beschikbaar voor onderzoeken. Daarom moeten we zorgvuldig bepalen voor welke kinderen we een onderzoek nodig vinden.
Zowel ons leerlingvolgsysteem als het werken met een handelingsplan geven ons aanknopingspunten om de voortgang van een proces te registreren. Onze school heeft specifieke voorzieningen om leerlingen goed te volgen: een leerlingvolgsysteem, de inzet van twee intern begeleiders, het werken met individuele handelingsplannen.
Af en toe komen we tot de conclusie dat de extra inzet onvoldoende effect heeft. Soms nemen we dan na overleg met de ouders het besluit dat het kind een groep overdoet. Dit gebeurt vooral als een kind op alle punten ‑ ook lichamelijk en/of emotioneel ‑ achterblijft bij het niveau dat bij het leerjaar hoort.
Ook komt het voor dat we de afspraak maken dat een kind voor een bepaald vak met een aangepast programma gaat werken. Zo'n leerling haalt op dat gebied niet het eindniveau van de basisschool, maar we proberen het aangepaste programma zo op te stellen dat er aansluiting is bij het vervolgonderwijs.
Soms is het beter om een kind door te verwijzen naar een school voor speciaal basisonderwijs (SBO).
We signaleren ook dat er kinderen zijn die meer aankunnen. Ook kinderen die extra goed kunnen leren, krijgen speciale aandacht. Binnen de methodes is extra oefenstof aangegeven die deze leerlingen kunnen maken. Bovendien gebruiken we voor deze leerlingen speciale leerstof waaraan ze zelfstandig en in eigen tempo mogen werken. In uitzonderlijke gevallen stromen leerlingen versneld door. Een van onze leerkrachten is gespecialiseerd in het werken met (hoog)begaafde kinderen. Zij begeleidt de kinderen van onze eigen school. Er is een plusklas voor de groepen 4 t/m 8. De intern begeleider van de onderbouw verzorgt een dergelijk aanbod voor de kinderen van de groepen 1 en 2.
Daarnaast is er de Explorergroep. Voor dit extra aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen voor de drie scholen van de PCSV worden op grond van vastgestelde criteria vanuit de groepen 5 t/m 8 drie leerlingen per groep gesignaleerd. Deze leerlingen krijgen een dagdeel per week les van twee leerkrachten die beide gespecialiseerd zijn in hoogbegaafdheid. In de Eureka-lessen komen zij tegemoet aan de specifieke onderwijsbehoeften van deze leerlingen. Van de ouders wordt een vrijwillige bijdrage in de kosten gevraagd.
De organisatie van de extra zorg voor leerlingen
Voor de leerlingen die extra zorg nodig hebben, maar ook voor kinderen die meer aankunnen, zijn er op school drie intern begeleiders (ib-ers) aangesteld. De intern begeleiders coördineren de leerlingenzorg, geven extra hulp en onderhouden de contacten met onder andere 'Passend Primair Onderwijs regio Leiden' en met het 'Centrum voor Jeugd en Gezin'.
De extra hulp aan kinderen wordt voornamelijk door de groepsleerkrachten gegeven tijdens zelfstandig werken. Extra instructie, pre-teaching en re-teaching: het is belangrijk dat het zoveel mogelijk in de groep plaatsvindt.
Als de problematiek langer duurt wordt er een handelingsplan opgesteld in overleg met de intern begeleider. In eerste instantie is ook dit handelingsplan gericht op extra hulp in de groep. Wanneer dit onvoldoende effect heeft, kan het nodig zijn dat de hulp door collega-leerkrachten en de ib-ers op school buiten de groep wordt gegeven.
Miranda Ginjaar is intern begeleider voor de groepen 1/2, Laura van Tol voor de groepen 3 t/m 5 en Ingrid van Zaanen voor de groepen 6 t/m 8.